
In de koepel van de Rijksdag (Sir Norman Foster).
Studiereis Berlijn, 15 mei 2009.

Impressie 2
Impressie 3
Impressie 4
Impressie 1
Berlijn, Arnhem, Den Haag
Berlijn, half mei '09. Een viertal studiedagen, samen
met 36 museummensen. Als per hogedrukketel bezoeken we:
het Joods Museum, het Monument voor de Vermoorde Joden in
Europa, het DDR Museum, het Duits Historisch Museum,
de Berlijnse Galerie, de Nederlandse Ambassade en de
Rijksdag. In kleiner gezelschap voeg ik er Homomonument
en Pergamon Museum aan toe. Doel: te zien, te horen, te
merken hoe men met het publiek omgaat. In brede zin.
De presentatie van geschiedenis op zaal, promotie,
educatie en wat niet al. Leren van het verleden meldt
het programma ietwat schools. En: de marketing van
geschiedenis. Tikje modieus. Op de achtergrond speelt,
hoe kan het anders, het Nationaal Historisch Museum i.o.
Waarover inhoudelijk directeur Valentijn Bijvanck ons
tijdens een lunch vertelt. Synchroon woedt er een
storm in Kikkerland. Initiatiefnemers Jan Marijnissen
en Maxime Verhagen zijn boos, maken zich druk. Verwijten
- aan de minister. Plasterk. Die zou zich niet houden aan
afspraken. Zo komt het museum niet naast het Arnhemse
Openluchtmuseum, maar vijf kilometer verder, in het
centrum, vlak bij de Rijn en het station. En zo komt
er geen canontoren met vijftig vensters. Ook de directie
krijgt er van langs. Bijvanck en kompaan Erik Schilp
(algemeen directeur) zouden de chronologie hebben
uitgebannen. Bovendien zouden ze er een yuppentent van
gaan maken, gelijk hun vermeende persoonlijkheid.
Het kan niet op en leidt, diezelfde week nog tot een
spoeddebat. En tot een wolkbreuk van artikelen en
ingezonden brieven in de pers. Vooruitlopend op twee
openbare bijeenkomsten van de voortouwcommissie (heus,
zo heet die) OCW: een technische briefing en een
hoorzitting/rondetafelgesprek. Op 27 mei.
Het Joods Museum huist, deels, in een spectaculair
gebouw van Daniel Libeskind. Ik zie het in 2000, vóór
de eigenlijke opening. Het is dan nog leeg. En was het
dat maar gebleven! Nu wordt er alom strijd geleverd
tussen de imposante, narratieve architectuur en een
ongebreidelde stroom Joodse parafernalia. Amper geduid en
van uiterst wisselende kwaliteit. Compleet met verkeerde
schotten, wanden, poortjes en contrapties. Het begint
al direct tenenkrommend: een plastic granaatboompje,
met platte appelschijfjes, waarop je een wens mag
schrijven. En aan een takje mag hangen. Wens nummer 1? Ge
raadt het: vrede. Gelukkig hebben we een goede gids. Die
legt de symboliek van de granaatappel uit: 613 zaden,
evenveel als de Thora artikelen kent. We steken meer op:
de betekenis van kosjer en de gevolgen voor mens en
keuken, bijvoorbeeld. Doch. Het meest beeldend, meest
sprekend is en blijft het gebouw: de doodlopende trap,
de hoge, spitse holocaustzaal die je de adem beneemt en
de tuin van de ballingschap. Zeven maal zeven zuilen,
waarop olijven. Je loopt er op eigen risico tussendoor,
poneert een waarschuwingssticker. Klopt. Uiteindelijk
wankel je meer dan je loopt.

De doodlopende trap in de as van de continuïteit.

De duistere, lege, spits toelopende holocausttoren.
Licht treedt slechts door een spleet binnen.

De tuin van de verbanning, van de ballingschap.
Zeven (heilig getal) keer zeven hoge zuilen.
Wat is er mis, met het museum? Wat is de makke, althans
in mijn beleving? Hinken op diverse benen. Het museum
geeft, volgens zeggen en ambitie, 2000 jaar Duits/Joodse
geschiedenis weer. Aan de hand van objecten. Echter. Het
fenomenale gebouw van Libeskind overweldigt. Met zijn
drietal assen: continuïteit, holocausttoren, verbanning.
Het wordt, is, in feite een monument, een gedenkplaats.
Toegespitst op het Derde Rijk. Zulks verdraagt zich niet
met de, veel bredere, vaste collectie, staat er in wezen
haaks op. De rommelige, omvangrijke verzameling laat over
zich heen lopen en stijgt, mede daardoor, nauwelijks uit
boven middelmaat. Naar inhoud, opstelling, verhaal(lijn),
toegankelijkheid. Buitendien wordt het lange verleden
niet doorgetrokken naar nu en naar straks.
De oudbouw herbergt de wisselexposities. Misschien had
het andersom moeten zijn...
Uit een presentatie over de marketing van het museum
teken ik op: het gaat om leven, niet om dood. Helaas
ervaar ik dit niet, ter plekke.
Dan het Monument voor de Vermoorde Joden in Europa.
Naar ontwerp van architect Peter Eisenman. Vlakbij Unter
den Linden, Tiergarten, Potsdamer Platz en Brandenburger
Tor. Ruim 13.000 m2, maar liefst, met 2.711 stèles, van
uiterst sterk, grijs gekleurd, zelfverdichtend beton.
Zodanig gecoat dat graffiti geen kans maakt. De stèles
(holle blokken, zuilen) verschillen in hoogte. Van
gelijkvloers tot 4,7 meter. Hetgeen maakt dat je er
tussendoor kunt lopen. (Dat neigt naar Libeskind en heeft
dan ook tot ophef geleid. Diens tuin is vier jaar ouder.)
Onder het 'Denkmal' waarop wordt gezeten, gelegen, maar
waarop niet mag worden gebarbecued, bevindt zich een
informatieruimte, een documentatiecentrum. Beginnend
met een overzicht van de nationaal-socialistische
vervolgingspolitiek vanaf 1933. Chronologisch.
Een lange muur met tekst- en beeldstrook, vol onheil.
Of die naar behoren wérkt weet ik niet. Er staat een
schuifelrij mensen voor maar of het 'boek aan de wand'
overkomt en beklijft, betwijfel ik.
Er is veel afleiding.
Nogal wat mensen lopen direct door. En ja, de volgende
zalen beklemmen temet. Getuigenissen, 15, geschreven
tijdens de vervolging. Aangebracht op witte vlakken op de
vloer. Eveneens 15 joodse familiegeschiedenissen, uit
even zovele landen, NL incluis. De zaal der plaatsen met
de geografische verspreiding van de vernietiging. Alles
hoogst sober. Naargeestig dieptepunt: het projecteren en
noemen van namen. Van slachtoffers. Vergezeld van
summiere levensbeschrijving. Dit neemt zes jaar, zeven
maanden en 27 dagen in beslag. Langer dan '40 - '45.
Boven leeft het leven voort.

Het stèleveld, op 12 mei 2005 voor het publiek
geopend.

Het stèleveld. Er lopen golvende paden en er
staan 41 bomen.
Impressie 2, over Rijksdag en koepel
Impressie 3, over DDR en Duitsland
Impressie 4, over de Berlijnse Galerie
Reacties
|